Verlatingsangst: hoe de tijd niet alle wonden heelt, maar jij dit nu wel kunt!
Tekening door Denise Hagmeijer
“Als je alleen bent, dan ben je reddeloos verloren”
Tweeënveertig jaar geleden is mijn driejarige ondergronds gegaan. Wat ze zag, dacht en voelde toen ze zonder papa en mama in een huis was waar iemand zich van het leven wilde beroven, ging haar begrip te boven. Er was niemand op dat moment om haar gerust te stellen en te troosten. Haar natuurlijke vluchtreactie werd tegengehouden: ze kon de deur naar buiten en naar hulp niet openen. Ze was alleen met dit grote onheil. Hier concludeerde mijn driejarige: ”Als je alleen bent, dan ben je reddeloos verloren.”
En zo is het natuurlijk ook echt wanneer je klein bent. We hebben op die leeftijd, tot zo 1000 dagen oud, onze ouders nodig om onze stress en andere emoties te reguleren in spannende situaties. Op die leeftijd kunnen we dat niet alleen, onze cortex is nog niet voldoende ontwikkeld om onze stress te reguleren. Wanneer we in een situatie als deze niet de ‘normale’ door ons overlevingsbrein ingegeven actie kunnen afmaken (vechten of vluchten), dan blijven we in die situatie vast zitten. We blijven onze hersenen signalen naar ons lichaam sturen om te ontsnappen aan het gevaar, ook als dat in werkelijkheid niet meer bestaat. Zo blijft dit innerlijke kind in ons dus ‘aan’ staan en stelt het alles in het werk om dit niet nog een keer mee te maken. Soms hebben kinderen veel te maken met verlatingsangst.
Nachtmerries
Op mijn 27e meldde dit kleine meisje zich in mijn dromen, of beter gezegd: nachtmerries. Nachtmerries waarin ik me heel klein en hulpeloos voelde in een huis en niet kon ontsnappen aan een groot onheil en een immens gevoel van angst en machteloosheid. Ik was op dat moment in psychotherapie en mijn therapeut raadde mij aan om eens thuis na te vragen of ik vroeger mogelijk iets naars had meegemaakt. Dat bleek het geval en mijn moeder had al die tijd gehoopt dat ik het zou vergeten, dat ik er nooit achter zou komen. En dat was ook zo: ikzelf met mijn bewuste brein wás het ook vergeten. Na al die jaren was er toch een klein deel in mij dat deze eenzame angst en wanhoop als herinnering had meegedragen. Vanaf 3 jaar (en al ver daarvoor) was ik (onbewust) bezig geweest met het voorkomen van verlating en het afwenden van een overweldigend gevoel van hulpeloosheid en wanhoop.
Overlevingsstrategieën, verlatingsangst & verlatingspreventie
Wanneer je zoals ik op zeer jonge leeftijd iemand verliest, hetzij emotioneel of door dood of scheiding, dan is de kans groot dat je verlatingsangst ontwikkelt. Kinderen wenden zich tot hun ouders wanneer ze een traumatische ervaring meemaken om te zien hoe zij daarmee omgaan. Maar wanneer de ouders zelf onderdeel zijn van het geleden verlies of trauma, dan wordt het lastig om bij hen een veilige plek te vinden. Omdat je jezelf nog niet kunt troosten en geruststellen, moet je dit als klein kind wel buiten jezelf zoeken. Wanneer dit niet lukt, ontwikkelen we controlemechanismen om vergelijkbare situaties te voorkomen. Zo is het in het geval van verlatingsangst van het grootste belang om mensen nabij te houden. Het grootste gevaar is immers verlating. Een gekwetst (innerlijk) kind dat geen aandacht krijgt, zal daarom aandacht zoeken.
Wanneer een kind zo overweldigd is, nemen andere delen het over: overlevingsdelen. Zo is een zeer belangrijke helper die wij kunnen inzetten om verlating te voorkomen een deel in ons dat buitengewoon goed kan scannen. Deze Scanner ‘leest’ mensen en is alert op signalen die duiden op mogelijke verlating. Hoe kijkt iemand, ‘is iemand nog blij met mij?’ De Scanner is in feite ons brein dat op scherp staat en hyperactief is geworden. De dreiging van verlating voelt zo reëel dat ons brein continu ‘aan’ staat om dit gevaar te detecteren. Het verlatingsalarm gaat eigenlijk telkens af, ook al dreigt er niet echt gevaar. Als er niemand is om dit deel in ons te troosten dan zal het brein niet kalmeren. In deze alarmfase betrekken wij alles op onszelf, denken wij in alles signalen te zien die onze grootste angsten bevestigen. Het kleine kind in ons is hierin sterk vertegenwoordigd.
Wanneer het verlatingsalarm af gaat komen ook andere overlevingsstrategieën te hulp. Deze zijn gekomen om dit kleine kind in ons te beschermen. En gelukkig maar, want het alarm kan vaak afgaan: bijvoorbeeld wanneer een whatsappbericht gelezen is, de vinkjes blauw zijn en een reactie uitblijft. Je doet zoveel voor de ander, maar er komt geen reactie of bevestiging terug. Een blik of een gebaar, het kunnen allemaal seintjes zijn voor overlevingsstrategieën om in actie te komen. Een Pleaser kan bijvoorbeeld buitengewoon goed zorgen dat iedereen je aardig vindt, hiermee verklein je de kans op verlatingsangst immers drastisch. Ook de Aanpasser zorgt voor een prettige relatie met anderen en is op die manier actief op het gebied van verlatingspreventie. Omdat de Scanner voortdurend scant, maken de Pleaser en de Aanpasser overuren. Er moet hard worden geïnvesteerd in relaties en je probeert zo lief en grappig mogelijk te doen om jezelf ‘veilig’ te houden.
De verlating paradox
Wat ook voortdurend nodig is, is de bevestiging van anderen. Je hebt de ander nodig om:
- jezelf te reguleren,
- je verlatingsangst te verkleinen
- getroost te worden.
We blijven nog steeds de redder buiten onszelf zoeken, althans, dat kleine kind in ons doet dat. Om de ander belangrijk en bijzonder te houden, plaatsen we geregeld de ander op een voetstuk en idealiseren we mensen die misschien al lang niet meer ideaal zijn. Nu je begrijpt dat verlating gelijk staat aan gevaar is dit ook logisch: als de ander er niet meer is, wie is er dan nog wel voor ons?
Omdat je zo bezig bent met de ander, ervaar je vrijwel niet meer waar jezelf eindigt en waar de ander begint. Het voelt veiliger om de afstand zo klein mogelijk te houden. Dit zorgt er echter voor dat grenzen vervagen en je jezelf langzaam kwijt raakt.
De angst voor verlating leidt zo uiteindelijk tot verlating van jezelf: je bent zo met anderen bezig dat je het uiteindelijk verleert om te ervaren wat van jou is en wat van de ander. Alles draait om het behoud van de relatie met de ander, soms ten koste van jezelf. Maar de belangrijkste relatie ís al verbroken: die met jezelf. Zolang we niet door hebben dat die kleine όns nodig heeft, zullen we troost en bevestiging bij de ander blijven zoeken.
Nieuwe veilige ervaringen helpen ons brein tot rust te komen
Toen ik mijn man ontmoette was hij al vader. Daarom zag ik in hem tegelijkertijd de vader die ik nooit had.
Dit was zo’n onbekend terrein voor mij dat ik heen en weer geslingerd werd tussen liefde voor zijn mooie vaderschap en een groot verdriet door eigen gemis. Mijn verlatingsangst laaide enorm op. Het duurde een tijd voordat mijn verlatingsalarm weer tot rust kwam. Mijn gealarmeerde brein kreeg nieuwe ervaringen en veel overlevingsstrategieën kwamen tot rust. Mijn pleaser kon meer relaxen, mijn grappige deel kwam op adem en mijn scanner kon zowaar af en toe ontspannen. Toch bleef ik ook alert: wat was het addertje onder het gras? Wanneer zou hij zich bedenken?
Hij bedacht zich niet. Nieuwe ervaringen van veilige relaties kunnen helpen ons brein te beseffen dat we veilig zijn in het hier en nu. Nieuwe wegen in ons brein worden aangelegd. Gelukkig is ons brein plastisch en in beweging. Ook de relatie tussen onszelf en ons innerlijk kind kan weer hersteld worden. Zo kan ons innerlijke kind alsnog de troost en veiligheid vinden die het nodig heeft van de belangrijkste persoon die er is: wijzelf.
Soms rammelt mijn driejarige nog angstig aan de deur, zoekend naar hulp. Nu open ik de deur voor haar en kan ik haar troosten, haar vertellen dat ze veilig is. We laten samen achter wat niet van ons is.
“As traumatized children we always dreamed that
someone would come and save us.
We never dreamed that it would, in fact,
be ourselves, as adults.”
– Alice Little-
Wil je ook bij jezelf blijven en weer leren hoe je dit kunt doen? Wil je ook zelf kunnen zorgen voor dat deel van jou waarvoor het leven soms overweldigend is? Lees hier wat ik voor jou kan betekenen.